The Deep Blue Sea
Genre: Drama
| Duur: 1u38 | 2011 | Release: 20 Juli 2012 | Land: Groot-Brittannië, VS | Regie: Terence Davies | Cast: Tom Hiddleston, Rachel Weisz, Simon Russel Beale | Scenarist: Terence Davies
Aan het eind van een inktzwarte straat smeulen de restanten van een half verkoold huis na. Het geblaf van een verdwaalde hond en het gerinkel van lege melkflessen laten de camera verder de donkere straat in glijden, langs een verroeste lantaarnpaal, op naar de tweede verdieping van een afgeleefd pension. Achter het raam staat Hester met een brandende sigaret in de mond. Even later sluit ze het gordijn, draait de gaskraan open en slikt een handvol pillen in. Dit is Londen na de Tweede Wereldoorlog.
The Deep Blue Sea opent met de dag waarop Hester Collyer, getrouwd met een oude advocaat en verliefd op een onstuimige flyboy, besluit zelfmoord te plegen. Een pension, niet ver van haar echtelijk huis en bewoond door enkele eenvoudige Britten, is de plaats 'delict'. Want, zo stelt een keurig logé aan het begin van de film; “Isn't attempt to suicide a crime? Don't go people to jail for it?” Hoewel Bob Dylan enkele jaren later zou declameren dat de tijden (weldra) zouden veranderen, stipt deze bureaucratische sneer meteen een cruciaal thema van de film aan. Schuld, boete en verlossing in de weegschaal van zelfmoord.
Rondom deze cruciale dag ontrolt er zich langzaamaan een raamwerk van losse scènes die een impressie geven van Hesters leven. Een etentje met haar oerconservatieve schoonmoeder, de eerste heimelijke blik van haar minnaar, een autorit met haar jaloerse echtgenoot... Elk van deze scènes wordt weergegeven als een uiterst ingetogen en tegelijk betoverend tranche de vie, waarbij de verschroeiend mooie cinematografie zich met een mokerslag in je hartenkamer beukt en de meest alledaagse activiteiten tot prachtige tableaus worden verheven. Zo werd er niet vaak op mooiere wijze gezongen en gedanst in een café, gevreeën in zacht maanlicht of gebeld vanuit een telefooncel. Zeer bewust wordt elk tafereel klein en intiem gehouden, in de hoedanigheid van het alledaagse, maar steeds vanop afstand bestudeerd. Deze constante spanning tussen verwijdering en nabijheid, die zich laat lezen in spel, archaïsch taalgebruik en beeldcompositie, verhogen het gevoel dat Hester een vrouw is die gevangen zit in een wereld waar ze niet echt deel van uitmaakt. Met een hart hunkerend naar liefde staat ze tussen een oude man in die haar enkel veiligheid en mededogen kan geven en een opgebrande piloot, die niets meer dan passie voor haar in pacht heeft. Het leven, zo lijkt voor Hester, is een kloof waar zij tussenin gevallen is. Ze hoopt zich aan beide tegengestelde mannen naar boven te kunnen klauwen, terwijl ze verlangens op hen projecteert die geen van beiden kunnen inlossen. Net deze tweespalt verlamt haar. Ergens halverwege laat Hester zich de volgende zin ontvallen: “Sometimes it’s difficult to judge when you’re caught between the devil and the deep blue sea”.
Doordat het verhaal steeds terugkeert naar die ene dag en gebeurtenissen elliptisch, soms zelfs onchronologisch verteld worden, zet The Deep Blue Sea zich op een frisse manier af van Terence Rattigans oorspronkelijke toneelstuk. In de eerste plaats is het dan ook de verdienste van regisseur Terence Davies dat hij van dit treurdicht een overrompelende filmervaring weet te maken, eerder dan het te laten verglijden tot gefilmd theater, iets wat Roman Polanski met Carnage onlangs nog overkwam. Davies’ camerawerk is verbluffend, met een nostalgie die van elk beeld afdruipt en een clair obscur waar Caravaggio zijn hoed voor zou tippen. Hier voel je de camera nog zachtjes trillen terwijl ie de hoogte in wordt geschoten en zie je de korrel van de pellicule nog dansen, iets wat met de moderne (digitale) filmtechnieken zo goed als verdwenen is. Het helgele en donkerbruine, tot gitwarte kleurenpalet is een wonderlijke veruitwendiging van Hesters psyche. Maar ook het nerveus geflikker van kaarslicht en de wazigheid van de vaseline lens (het moet van Sokurovs Moeder & Zoon geleden zijn dat vuile lensen zo mooi gebruikt werden) dragen hiertoe bij. Ongetwijfeld het sterkste stijlkenmerk is het veelvuldige terugkeren van het oeroude ontdubbelingssymbool; de spiegel. Terugkerend in raampartijen en stoffig glas, maar ook op verhalend niveau, benadrukt de spiegel de breuk in Hesters identiteit.
Briljant vertolkt door het triumviraat Weisz-Hiddleston-Beale slaagt Terence Davies er niet enkel in om het oudmodische taalgebruik te laten sprankelen maar puurt hij uit zijn acteurs bovendien een verbluffende schoonheid. Rachel Weisz straalt een zeldzame ingetogenheid uit - haar manierismen tegelijk koel en passioneel, haar stem krakend, doch beheerst -, en Simon Russel Beale weet de spitsvondige dialogen, die alluderen naar Shakespeare en andere grootheden, uit hun theatraal korset te trekken en brengt ze naakt en eerlijk. Maar het is vooral Tom Hiddleston, onlangs nog als de transseksuele nemesis van The Avengers, die perfect gestalte geeft aan Davies’ troosteloze melancholie. De celibataire, homoseksuele en conservatieve regisseur die overheen zijn gehele canon een gevoel van onvervuld zugehörigkeit drapeerde, vindt in de weerbarstige Freddy zijn gepolijste evenbeeld. Net als Davies lijkt de paradoxale levensdrang van de opgebrande piloot hem in geen enkel tijdperk thuis te laten horen en doolt hij met een onthutsende mix van vurige melancholie en onbestemde ontreddering tussen het gelach van de taverne en de dijen van een vrouw.
In wat misschien wel de mooiste scene uit dit filmjaar genoemd mag worden, daalt Hester, ontredderd tot op het punt van suïcide, de kokers van een Londens metrostation in. Het geratel van een aanstormend metrostel katapulteert haar op Proustiaanse wijze terug de tunnel in van een verre herinnering. Wanneer Londen gebombardeerd werd en honderden inwoners hun toevlucht zochten tot The Underground, trekt een elegant trackingshot ons doorheen de smalle hal die gevuld wordt met een simpel visserslied. Tussen al die broederlijkheid staat Hester, ingetogen mee neuriënd, de revers van haar man gladstrijkend. Perplex geslagen door de schoonheid van de herinnering, herontwaakt in haar een sprank van de passieloze liefde die ze nog steeds voelt voor haar man.
The Deep Blue Sea is een beetje zoals een rit in een oude stoomtrein, met alle Thalys en Fyra’s van de hedendaagse cinema om zich heen razend. De artificialiteit van de geëtaleerde stijfburgerlijkheid, in combinatie met Davies’ conservatieve hang naar een verloren magie in cinema (denk Brief Encounter), maken het misschien moeilijk om voor dit soort van oubollige schoonheid te kiezen. Maar wie de tijd neemt om opgezogen te worden in deze wonderlijke epoque, merkt dat The Deep Blue Sea niet enkel een overweldigende afspiegeling is over de dodelijke kracht van de liefde (en die is per slot van rekening van alle tijden), maar dat de film u aan zijn einde bovendien met verbluffende precisie terugbrengt naar waar de rit begon.
The Deep Blue Sea is een beetje zoals een rit in een oude stoomtrein, met alle Thalys en Fyra’s van de hedendaagse cinema om zich heen razend.
Nog steeds even radeloos als aan het begin, vindt Hester zichzelf opnieuw alleen in het afgeleefde pension. Terwijl tranen haar ogen vullen, draait ze deze keer echter niet enkel de gaskraan van het kacheltje open maar ontsteekt ze ook een behaaglijk vuur. Ze keert zich naar het raam toe, opent het gordijn en voor het eerst schijnt overvloedig zonlicht de donkere kamer in. De camera glijdt van twee hoog naar het straatniveau, komt opnieuw een gehaaste man en een melkboer tegen en eindigt op de restanten van het half verkoolde huis. Kinderen - net als vuur een metafoor voor wedergeboorte - lopen erdoorheen. Misschien is het verkoolde huis een overblijfsel van de blitzkrieg boven Londen of staat het als symbool voor een afgewende tragedie, de zelfmoord van Hester. Maar wat vast staat is dat Hester op het moment dat ze de gordijnen opent, lacht. Met een mix van verdriet en verlossing, even mysterieus als Juliette Binoche aan het einde van Kieslowski’s Bleu, kijkt ze naar een straat die gevuld wordt met daglicht en een heel klein beetje hoop. Met deze prachtige spiegelsequentie opent en eindigt Terence Davies zijn nostalgisch treurdicht en komen we terug aan waar het verhaal vertrok.
T.S. Eliot, die tijdens de epoque van The Deep Blue Sea zijn laatste jaren in Londen sleet, besteedde net als Davies in zijn oeuvre heel wat tijd aan de paradoxen van liefde, tijd en het geheugen. Geen idee of beide heren ooit het genoegen hebben gehad elkaar te ontmoeten, maar de uitheemse dichter vat met de volgende woorden uit Little Gidding dit kleine filmwonder alvast prachtig samen:
We shall not cease from exploration
And the end of all our exploring
Will be to arrive were we started
And know the place for the first time.
Ruben Vandersteen Helemaal (niet) akkoord? Lees de