Black Sheep
Genre: Splatterkomedie
| Duur: 1u27 | Release: 7 November 2007 | Land: Nieuw-Zeeland | Regie: Jonathan King | Cast: Oliver Driver, Danielle Mason, Nathan Meister
"There is something inherently funny about sheep", liet regisseur Jonathan King zich ontvallen tijdens de Q&A na Black Sheep. En dat kunnen we alleen maar volmondig beamen, het schijnbaar veel te grote hoopje wol op die veel te dunne pootjes, de verdwaasde blik, de domheid die ze uitstralen alvorens een welgemeend 'mêi' te laten horen. In Black Sheep zijn de schapen echter niet alleen dom, maar ook erg bloeddorstig. Dat worden ze althans na een mislukt genetisch experiment op een Nieuw-Zeelandse boerderij. Het gevolg van al dit geklooi met de natuur maakt dat agressieve schapen met bloeddoorlopen ogen de mens gaan aanvallen, waarop die mensen op hun beurt in monsterlijke 'were-sheep' veranderen. En ja, het contrast werkt uitstekend, zo'n schattig uitziend schaap dat met bloed besmeurde mond de einder aftuurt naar een nieuw slachtoffer, de helden dreigend de weg verspert in een deurgat, of in volle vaart in iemand zijn nek vliegt, het staat garant voor de nodige hilariteit. Een memorabel moment is bijvoorbeeld wanneer een gigantische troep schapen plots een berghelling komt afgestormd om een slachtfeest aan te richten onder een partijtje rich bastards die uitgerekend naar een presentatie van het genetische über-schaap komen kijken.
Niet alleen schapen zijn inherent grappig, de mens is dat ook. Natuurlijk is het weer eens de schuld van overenthousiaste milieu-activisten dat een sample met toxisch genetisch materiaal op de wereld losgelaten wordt. Grant, de hippie van de twee verandert al snel in een vleesetend weerschaap, die van zichzelf walgend een konijn heelhuids verorbert. Experience, de andere helft van dit olijke duo verandert niet in een schaap maar praat dan weer voortdurend in termen als chi, chakra, feng shui en "I am a tree". In levensbedreigende situaties steekt ze een geurkaars op om haar hormonen in balans te brengen of uit haar bewondering voor het mooie landschap. Zij slaat de handen in elkaar met Henry, een boerenzoon met een schapenfobie, Tucker, de puur natuur farmboy met een vijs los, en oma die evengoed haggis kan maken als ze met een geweer overweg kan. Slechterik van dienst is Henry's oudere broer die na de dood van hun ouders de boerderij overnam en die -onder het mom de genetische wetenschap vooruit te helpen- het schapenfokken wel erg letterlijk neemt. Het leuke is dat al die personages wandelende clichés zijn maar toch net dat ietsje meer hebben om ook nog echt grappig en herkenbaar te blijven. Dit niet in het minst door de spitsvondige dialogen.
Met knipoogjes naar The Birds, An American Werewolf in Paris en The Howling, is dit een zelfbewuste horrorfilm die perfect weet hoe een publiek te bespelen. Mochten de grapjes te dom en de personages te cliché geweest zijn, zou dit een erg flauwe horrorkomedie geworden zijn, maar debutant Jonathan King slaagt er in de juiste combinatie van splatterfeest, zwarte humor en enkele geslaagde schrikmomenten te brengen. Ook leuk is dat de special effects eveneens 'puur natuur' zijn en er geen CGI aan te pas komt. Hiervoor kon King beroep doen op de befaamde Weta Workshop die in het leven werd geroepen door Peter Jackson en die o.a. instond voor de creative design van zowat elke Peter Jacksonfilm van Braindead tot Lord of the Rings en King Kong. In T&T werd er alvast duchtig gemekkerd, niet in het minst toen twee van de wollige hoofdacteurs, vanuit een limo over de rode loper werden aangevoerd voor een kleine acte de présence.